Bijdrage van Jaap-Willem Hutter, voorzitter commissie Milieu
Het analyseren van grondmonsters op eventuele aanwezigheid van contaminanten is in Nederland op gang gekomen met het eerste grote schandaal in dit kader: de in de 80-er jaren van de 21e-eeuw aangetroffen verontreiniging onder woonhuizen in Lekkerkerk. Niet lang na de start van dit project ben ik in dienst gekomen van het toen enkele jaren eerder opgerichte laboratorium Biochem. Dat richtte zich toen op afvalwater en levensmiddelen. Milieu was voor hun een nieuw terrein. Ik werd indertijd aangenomen om de milieutak mee te helpen opzetten. Biochem opende daartoe mede een nieuwe vestiging in Haarlem. Dat was in 1987.
De analysemarkt voor milieuhygiënisch onderzoek in grond, grondwater en waterbodem groeide stormachtig en steeds meer laboratoria begaven zich op die markt. In de 90-er jaren begon langzaam een consolidering. Laboratoria gingen andere opkopen en zo ging Biochem in 1999 over in de ALcontrol organisatie, tot dat moment veruit de grootste concurrent van Biochem.
Mijn eigen rol veranderde: in het begin was die klant- en commercieel gericht, de laatste 7 jaar bij Biochem was ik de kwaliteitsmanager. In die rol was ik onder meer betrokken bij de oprichting van een inhoudelijke werkgroep met deelnemers van de commerciële laboratoria, maar ook van enkele waterschapslaboratoria. Deze werkgroep hield zich onder meer bezig met acceptabele spreidingen voor testen. Later werd er ook ijverig gediscussieerd over de ophanden zijnde regelgeving met betrekking tot bouwstoffen (het Bouwstoffenbesluit) en het daaraan gekoppelde accreditatieprogramma AP04. Het in behandeling moeten nemen van 10 kg emmers en op verantwoorde wijze nemen van een representatief deelmonster van slechts enkele grammen voor bijvoorbeeld metaalanalyse en de geformuleerde eisen aan terugvindingen en spreidingen, leverde mooi voer voor debatten op.
De werkgroep ging rond 2000 over in het Vakdeskundigenoverleg van Fenelab, waarvan ik vanaf het begin vele jaren voorzitter ben geweest. In 2005 heb ik de voorzittershamer van het directieoverleg Kerncommissie Milieu - zoals dat toen heette - overgenomen, een rol die ik tot op heden vervul.
Bij ALcontrol, in 2017 overgenomen door Synlab uit Duitsland en per 1 januari 2021 door SGS, richt ik me sinds 2001 onder diverse functienamen, momenteel als Technisch Directeur, in het bijzonder op inhoudelijke aspecten. Binnen ons laboratorium in Rotterdam ben ik met een groep medewerkers verantwoordelijk voor het bijhouden van relevante wet- en regelgeving en zorg ik ervoor dat wijzigingen tijdig worden doorgevoerd. Verder richt ik mij op het voor de branche relevante netwerk. Uiteraard binnen de gehele SGS-organisatie, maar daarnaast op het netwerk van klanten en overheden binnen SIKB (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer) als deelnemer van het CCvD (Centraal College van Deskundigen) en als voorzitter van de Sectie Analyses.
Tenslotte ben ik actief in het standaardisatie netwerk. Bij NEN onder meer als voorzitter van de Normcommissie Milieukwaliteit, bij Europese normalisatie als voorzitter van WG6 van CEN/TC 444 (grond, compost zuiveringsslib en afval), en wereldwijd in ISO/TC 190 (bodem).
Het bovenstaande zou tot de conclusie kunnen leiden, dat mijn leven al 35 jaar bestaat uit werken en slapen. Ik heb echter altijd getracht naast mijn werk ook andere interesses en hobby’s te volgen. Ik ben geen actief sportman, maar ben wel van mening dat hoofd, lijf en innerlijk allen voldoende aandacht moeten krijgen. In de weekenden wandelen we vaak, onze zomervakantie wordt nagenoeg altijd vormgegeven door een fietsvakantie. Zo zijn we afgelopen jaren met een vriendengroep de Oostzee aan het omronden. Vanuit Noord-Duitsland, via Polen, Litouwen, Letland, Estland, Rusland, Finland zijn we vorig jaar na 5 fietsvakanties in Stockholm geëindigd. Komend jaar gaat het, als Covid het ons toestaat, verder van Stockholm naar Zuid-Zweden. Met wekelijkse yoga tracht ik verder lijf en innerlijk ook aandacht te geven.
Tenslotte: sinds vorig jaar juli zijn mijn vrouw en ik de trotse oma en opa van een prachtige kleinzoon, die, net als van zijn ouders natuurlijk, ook van ons zijn welverdiende aandacht krijgt.
Het terrein van milieu-analyses is in hoge mate gedreven door wet- en regelgeving. Als een overheid geen grenswaarden stelt aan wat een bedrijf mag uitstoten, of wat er in grond, grondwater etc. mag zitten, zou ons soort laboratoria geen recht van bestaan hebben. Op momenten dat er niet veel wijzigingen plaatsvinden in bestaande wetten en regelgeving, vinden bij milieulaboratoria dan ook niet veel wijzigingen plaats. Dat was min of meer het geval in de jaren vóór 2019.
In 2019 bracht de overheid echter nieuwe regels uit met betrekking tot wat er aan PFAS in bodem en sediment mag zitten. Voor de maatschappij had dit grote consequenties, zoals stilvallende bouwprojecten, stilvallende grondhandel. Laboratoria moesten in allerijl analysemethoden hiervoor opzetten en valideren. Dat hebben we inmiddels achter ons. Momenteel is het afwachten totdat een update gaat plaatsvinden van de Regeling Bodemkwaliteit. Dit heeft niet plaatsgevonden de afgelopen jaren, omdat de overheid veel te druk was met de Omgevingswet. De introductie van deze nieuwe wet, die een heel groot aantal wetten gaat vervangen, is een monsterklus en duurt al vele jaren. In 2014 bezocht ik een workshop hierover. Toen al was de stelling van de toenmalige verantwoordelijke staatssecretaris, dat als de wet niet eind 2014 in zou gaan, zij haar consequenties zou trekken (dat wil zeggen aftreden). Het kan verkeren… De staatssecretaris is overigens toen niet afgetreden.
We zijn inmiddels 8 jaar verder en nog steeds zijn er mensen die stellen dat we er niet klaar voor zijn. Vorige week kwam het bericht, dat de invoering van de Omgevingswet (en daarmee de Regeling Bodemkwaliteit) alweer wordt uitgesteld, van 1 juli a.s. naar ofwel oktober dit jaar ofwel 1 januari 2023.
Voor ons laboratoria is de genoemde update van de Regeling Bodemkwaliteit relevant, omdat daarin een verwijzing staat naar een update van de accreditatie documenten AS3000 en AP04, onze “bijbels” voor milieu-analyses in Nederland. Deze updates liggen al meer dan anderhalf jaar klaar. Van belang voor de laboratoria is dat daarin prestatiebladen zijn opgenomen voor PFAS-analyse in grond en sediment.
De introductie in 2019 van nieuwe regels over PFAS, zie hierboven, leidde tot veel problemen. Het ministerie van I&W heeft hier lering uit getrokken en wil bij volgende relevante parameters eerst laten onderzoeken in hoeverre deze echt relevant zijn in het milieu. Belangrijk is de vraag of stoffen diffuus verspreid voorkomen in Nederland, wat bij PFAS het geval bleek, of dat ze alleen worden gevonden bij puntbronnen. Lopende zo’n eerste fase zullen uitkomsten van de testen nog geen gevolgen hebben voor bijvoorbeeld lopende bouwprojecten en grondhandel. Over de wijze waarop dit het beste kan worden vormgegeven en welke groep van parameters nu het beste als eerste kan worden aangepakt vindt overleg plaats tussen de laboratoria en onder meer I&W en het RIVM.