Sinds kort is Jaap-Willem Hutter met welverdiend pensioen. We vroegen hem hoe hij terugkijkt op zijn lange carrière in de sector en zijn betrokkenheid bij Fenelab.
Het is zomer 1987. Ik ben op zoek naar een baan en heb gesolliciteerd bij Biochem BV, een levensmiddelen- en milieulaboratorium in ’s Hertogenbosch. De keuze valt niet op mij voor de vestiging ’s Hertogenbosch, maar ik word geselecteerd om samen met één van de directeuren, Vincent Heirman, een nieuw milieulab op te zetten in Haarlem. Zo begin ik mijn carrière als milieutechnoloog, een intermediair functie tussen laboratorium en klant.
Het Lekkerkerkdrama (woonwijk gebouwd op sterk verontreinigde grond, dat 1600 hele vaten met chemicaliën bevat!) is 8 jaar oud en het ministerie VOMIL (Volksgezondheid en Milieuhygiëne) werkt hard aan wetgeving, dat in 1983 leidt tot de Interim Wet Bodemsanering. De milieuanalyse markt groeit stormachtig. In mijn functieomschrijving staat ook, dat ik aan sales moet doen, dat wil zeggen nieuwe klanten werven. De groei komt echter vanzelf en de grootste zorg is tijdig alle binnenkomende monsters te verwerken en klanten daarin te begeleiden.
Na een aantal jaren is het milieugebonden deel van het werk zodanig gegroeid, dat er een nieuw milieulaboratorium wordt gebouwd in Zoetermeer, dat voortaan opereert onder de naam Het Milieulab.
In de beginjaren van de milieuanalyses heeft geen enkel laboratorium nog een accreditatie. Kwaliteitssystemen worden opgezet en Biochem verkrijgt als één van de eerste laboratoria accreditatie onder nummer L006. In 1992 neem ik op verzoek van de directie de functie Kwaliteitsmanager op me.
De markt heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een prijsvechtersmarkt (what’s new?) en laboratoria beginnen elkaar op te kopen. De grootste concurrent van Biochem, ALcontrol, is hierin succesvol en neemt in 1999 Biochem over. Daar ben ik nog een jaar Kwaliteitsmanager om vervolgens de rol over te nemen als Manager R&D. Dit ontwikkelt zich tot Manager Innovatie, Business Development Manager, Technisch Directeur, Chief Technology Officer en tenslotte weer Technisch Directeur. ALcontrol wordt ondertussen in 2017 overgenomen door Synlab, dat het in 2021 weer verkoopt aan SGS.
Sinds de overname door ALcontrol wordt mijn werk steeds meer naar buiten gericht, in het bijzonder op wet- en regelgeving en standaardisatie. Binnen NEN word ik actief in de commissie Bodemkwaliteit, later in Milieuanalyses (vanaf 2005) en weer later in diens opvolger Milieukwaliteit (vanaf 2010). In beide laatste twee commissies had ik de rol als voorzitter.
Het blijft niet bij Nederlandse standaardisatie. Nederland heeft sinds de jaren ’90 een leidende rol vervuld binnen ISO/TC 190 (Soil Quality); sinds ca. 2005 ben ik daar actief in diverse werkgroepen. Datzelfde geldt sinds 2015 voor CEN/TC444 (Environmental Characterization of Solid Materials), waar ik ook in diverse werkgroepen actief ben, en voorzitter ben van Werkgroep 6, Cross Cutting Issues, dat zich bezighoudt met allerlei thema’s, die niet passen in één van de overige werkgroepen. Voorbeelden van onderwerpen zijn validatie en microplastics.
De milieuanalysemarkt kenmerkt zich al sinds de jaren ’90 door hevige concurrentie. Aan tafel zitten om gemeenschappelijke belangen te bespreken ligt dan ook heel gevoelig. Het toenmalige ministerie van VROM lukt het echter wel om de laboratoria om een gezamenlijke tafel te krijgen: het Bouwstoffenbesluit is in ontwikkeling en de laboratoria zien dat (omdat men gaat eisen, dat emmers met 10 kg grond gaan worden aangeleverd en strenge eisen zullen worden gesteld aan monstervoorbehandeling en analyses letterlijk conform NEN-methoden) als een flinke bedreiging. Er ontstaat een soort werkgroep die zich hierover buigt en na de oprichting van Fenelab in 1998 vormt deze zich om tot het Vakdeskundigenoverleg Milieu binnen Fenelab.
Het blijkt dat, waar laboratoria zich in de markt zwaar beconcurreren, overleg op inhoud toch altijd mogelijk is. Persoonlijk vind ik dit een hoopgevend aspect: het heeft mij altijd veel voldoening gegeven, om te zien, dat we door goed naar elkaar te luisteren er inhoudelijk altijd zijn uitgekomen. Verheugend is dat dit over ‘bloedgroepen’ heen geldt: naast de commerciële milieulaboratoria zitten binnen Fenelab ook de drinkwater- en waterschapslaboratoria aan tafel, die uiteraard heel andere belangen hebben.
Aan het Bouwstoffenbesluit hangt het Accreditatieprogramma AP04, de ‘heilige bijbel’ voor het testen van bouwstoffen en grond ten behoeve van grondhandel. Later, rond 2003, wordt op initiatief van wederom het ministerie VROM, Accreditatieschema AS3000 opgesteld voor het analyseren van routine grondmonsters, later gevolgd door protocollen voor grondwater en waterbodem.
Ontwikkelingen m.b.t. AP04 en AS3000 zijn al die jaren kernthema’s geweest, eerst binnen het vakdeskundigenoverleg Fenelab, later in Sectie Analyses van SIKB, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, onder wiens beheer AP04 en AS3000 vallen.
Sinds 2019 is uiteraard ook PFAS een centraal onderwerp van gesprek in deze gremia (alsook in de standaardisatie commissies, nationaal en internationaal uiteraard).
Meer dan 35 jaar heb ik me actief bemoeid met de inhoud van het werk en langdurig leiding gegeven aan een groep analisten en academici die zich bezighouden met de ontwikkeling en verbetering van analysemethoden. Deze combinatie van zelf bezig zijn met de inhoud en leidinggeven ook grotendeels gericht op inhoud, past uitstekend bij mij en heeft me ook veel voldoening gegeven. Ik kijk daarom met veel tevredenheid terug op de afgelopen decennia.
Het inhoudelijke aspect vormde ook steeds mijn belangrijkste motivatie om deel te nemen aan de diverse externe gremia, waarbij overigens ook hier het leiden van vergaderingen als voorzitter, mij veel voldoening gaf.
Verrijkend is ook geweest dat de organisatie om mij heen steeds veranderde. In het begin van mijn carrière werkte ik in een groepje van 4 mensen, nu behoor ik tot een bedrijf met meer dan 95.000 medewerkers wereldwijd.
Was alles positief? Natuurlijk niet. Ik zou bijna zeggen, gelukkig niet. Het leven zou wat saai zijn, als alles koek en ei is en een mens nooit tegenslag heeft, of zaken gebeuren, die aan je knagen. Reorganisaties, waarbij naaste collega’s het veld moesten ruimen vallen daar onder. Of situaties waarin je werk in diskrediet wordt gebracht, zoals aan het begin van de PFAS crisis in 2019, toen enkele mensen uit het bodemcircuit de publiciteit zochten met de stelling dat de kwaliteit van de Nederlandse laboratoria v.w.b. PFAS testen zwaar onder de maat was en humuszuren in de grond als PFAS aanwezen. Gelukkig is inmiddels duidelijk geworden, dat ze geen gelijk hadden. De kwaliteit van de Nederlandse milieulaboratoria v.w.b. PFAS testen is prima in orde.
“Wat ga je nu doen na je pensioen?”, vragen mensen mij al geruime tijd. “Ben je niet bang voor een zwart gat?” Stilzitten zal er niet bij zijn. In het standaardisatiewerk blijf ik als zzp-er voorzitter van de NEN-commissie Milieukwaliteit en van CEN/TC444 werkgroep 6. Daarnaast heb ik nu 2 kleinkinderen, waar ik mij zeker wat meer aan zal gaan wijden.
Mij is ook gevraagd, wat ik hoop dat mijn opvolger (Arjen Veldhuizen van Eurofins neemt het voorzittersstokje over van zowel Fenelab commissie Milieu als SIKB Sectie Analyses) anders zal doen dan ik. Dat is een leuke vraag. Eigenlijk hoeft hij van mij de rol niet veel anders te gaan invullen. Dat laat ik graag aan de leden van deze beide gremia over: willen zij een andersoortige aansturing van de voorzitter?
Afsluitend: alom bekend is het afscheidswoord in een reclame: “het waren 2 mooie dagen”. Voor mij geldt gelukkig, dat het iets langer duurde: “het waren 35 mooie jaren!”.
1992, beginjaren als kwaliteitsmanager bij Biochem 2021